Nog zo lekker echt!

1 februari 2016 - Roatán, Honduras

Hoewel ik toch meestal wel in staat ben een beetje een logische route uit te stippelen, heb ik er in Nicaragua - Nica voor insiders - toch een klein beetje een zootje van gemaakt, met vooral heel veel extra kilometers en dus extra busuren tot gevolg. Dat laatste is overigens niet zo erg, behalve wanneer je bil half openligt van het paardrijden... maar dat is weer een heel ander verhaal. Er was ook altijd een hele logische reden voor dat heen en weer en weer heen, dus dat praat het allemaal wel goed.

Het begon met het feit dat ik een paar dagen eerder in Nica (yep, ik pretendeer een insider te zijn) aankwam dan Lidy en Walther. Omdat ik datgene wilde overslaan wat op ons gezamenlijke lijstje stond, besloot ik de stad Léon aan te doen. Maar omdat ik pas eind van de middag vanuit Costa Rica in hoofdstad Managua aankwam en reizen in het donker in deze landen een dikke afrader is, moest ik eerst dáár een nachtje tukken - wat overigens heel gezellig was, want het hostel zat vol met zelfde-schuitje mensen, met wie ik de volgende dag dan ook en groupe richting Léon trok. 

Léon is een niet al te grote, koloniale stad, waar behalve een hele rits kerken niet enorm veel te zien is. Maar de stad is wel heel erg echt, wat een zekere charme heeft en waardoor je soms opeens alsnog ogen tekort komt. De stad ligt daarnaast niet zo gek ver van het strand, zo'n drie kwartier met de so-called 'chicken bus', de lokale bus waarin je vaak kan zitten... maar vaak ook niet. Terug van het strand naar Léon was zo'n fijne vaak-ook-niet ervaring; op een zondag aan het eind van de middag, dan zijn er héél veel grote gezinnen die terug naar huis willen! We werden dan ook als tetrisblokjes die bus in geschoven, steeds dichter op en praktisch in elkaar. Niet bepaald comfortabel, zeker niet als al die anderen doorweekt zijn - veel mensen hier zwemmen met hun kleren aan en tja, waarom zou je niet in die natte zooi een (overvolle) bus in stappen? Toch blijf ik dat hele circus grappig vinden, alleen al om te zien hoe dat alles en iedereen met elkaar samenwerkt. Baby's die op vreemde schoten worden gezet, dat soort dingen. En drie kwartier opgevouwen staan kan nét. Ik zie ook wel een handeltje voor me, iets met "I survived the Chicken Bus" t-shirts... na het met z'n allen kikkers zoeken misschien nog wel een gat in de markt?!

Van Léon terug naar Managua, waar ik 's avonds mijn tijdelijke reisgenoten c.q. stagiaires ;-) van het vliegveld heb gehaald. De volgende ochtend zijn we de hoofdstad meteen ontvlucht, naar het niet zo gek veel verderop gelegen Granada, die andere koloniale stad. Granada zou dé toeristentrekpleister zijn, maar ik weet eigenlijk niet zo goed waarom. We hebben er vooral nog meer heilige huisjes bezocht. Granada ligt ook redelijk in de buurt van één van de veertig Nicaraguaanse vulkanen, Volcan Masaya, dus die konden we ook mooi even meepakken: check, kan ook weer van de lijst!

Na goeie verhalen van derden werd er vervolgens een nachtje aan een kratermeer, Laguna de Apoya, in het onofficiële reisschema ingelast. Dit lag dan wel weer richting Managua, maar die paar kilometer konden er wel bij. Het werd een middagje relaxen aan en op het (iets te wilde) water, niet heel vervelend. 's Avonds viel er weinig te beleven, maar een potje jeu de boules op een slecht verlichte baan ("hij ligt daar..... ergens") bracht toch nog de nodige vertier.

De volgende dag koersten we verder naar het zuiden, bijna twee uur (staan) in de chicken bus naar de stad Rivas (voor wie meerekent: ik was hier inderdaad weer bijna terug in Costa Rica!), om daar de boot naar het eiland Ometepe te nemen. Dit stoffige maar toch bijzonder mooie eiland ligt in het grootste meer van Nicaragua en heeft maar liefst twee vulkanen, waarvan er één goed actief is. Een mooi exemplaar om een paar dagen tegenaan te kijken, onder meer vanaf een scooter en een paard (ze heette Domino, Domino ofzo). Verder waren er brulapen en was er een soort van vulkanisch meer (Ojo de Agua) waar je jong van wordt; ik heb er tot mijn 28ste ingezeten.

Hoewel ik best nog een dagje op Ometepe had willen zitten hadden we inmiddels begrepen dat de dienstregeling van de ferry niet altijd even betrouwbaar is en dat daar tot aan de dag van een vlucht blijven daarom niet heel slim is. Eén dag eerder vertrekken dus, maar wat te doen met die vrijgekomen tijd? Omdat de anderen toch ook wel het dak van de kathedraal in Léon opwilden, besloten we daar (nog maar eens) heen te gaan. De busconnecties bleken echter niet zo logisch als wij bedacht hadden (wat op zich wel weer logisch is), dus het werd een lange reisdag voor een héél kort bezoekje. 

Tot slot mocht een Caribisch avontuur hier natuurlijk ook niet ontbreken. Omdat de Caribische kust in Nicaragua nog niet erg (lees: totaal niet) is ingesteld op toeristen waren we hiervoor aangewezen op de Corn Islands. Niet dat ze het daar al allemaal doorhebben, maar ze bieden in ieder geval íets en de rest, dat nog-niets dus, heeft dan weer die eerdergenoemde het-is-hier-nog-zo-lekker-echt charme. Op Big Corn rijden nog wel wat auto's (nou ja, elke auto is in wezen een taxi) en het heeft zelfs een vliegveld; de landingsbaan neemt het halve eiland in beslag, maar dat geeft niet, want het doet ook dienst als voetbalveld. Little Corn heeft niet eens straten, laat staan verkeer; een paar smalle paadjes zijn voldoende om je in een uurtje van de ene kant van het eiland naar de andere te krijgen, slipperend of indien in bezit op een doorgaans te klein fietsje. Little Corn heeft ook een aantal uur per dag geen stroom, (vrijwel) geen wifi, traditionele livemuziek en opvallend veel Nederlandse vakantiegangers. Al met al is het (oude) campinggevoel er onvermijdelijk. 
Op Little Corn zijn is geen straf. Er komen & gaan is minder relaxed. Het boottochtje tussen de twee eilanden was al berucht: met een Panga (een soort grote, open speedboot) fullspeed dus stuiterend door de immer aanwezige hoge golven. Doordat er vlak voor onze komst een heftig ongeluk was gebeurd, was de controle flink aangescherpt. Bij ons vertrek vanaf Big betekende dit dat we uiteraard ná het aan boord gaan nog op toestemming moesten wachten, wat 40 minuten duurde... heerlijk in de brandende zon. De overtocht maakte vervolgens waar wat het beloofd had: heel veel water happen! Eenmaal aan de overkant werden we zo'n beetje direct geïnformeerd over de naderende storm en het feit dat er voorlopig geen boten terug zouden gaan. De vraag of we bijtijds terug zouden komen om onze vluchten te halen hield ons dagen bezig (met steeds weer nieuwe, halve informatie dat alle kanten opschoot), maar weerhield ons er ondertussen niet van te genieten van dit kleine paradijsje. En uiteindelijk bleek de storm vertraagd (uiteraard, het blijven toch de Caribiën) en konden we veilig en wel terug naar Big Corn voor nog een laatste vleugje eilandgevoel en de terugvlucht naar Managua.

Daar ging vannacht om drie uur de wekker en was het tijd om afscheid te nemen. Terwijl Lidy en Walther aan de lange terugvlucht naar Nederland begonnen, ben ik via El Salvador naar Honduras gevlogen. Naar alweer zo'n lekker eiland: Roatán. Tussen de fancy resorts, maar voor mij weer gewoon een stapelbed. Het plan is om hier te gaan duiken en verder vooral even niks te doen. Zal mij benieuwen of het me gaat lukken...

To be continued! Liefs, Marit

Foto’s

1 Reactie

  1. Tessa:
    2 februari 2016
    Wat een mooie avonturen weer! Ik droom stiekempjes weg bij je verhaal :)... X